Saturday, February 10, 2007

artikel uit Trouw over de criminologische ideeen van socioloog Theodore Dalrymple

Theodore Dalrymple is een psychiater die werkt in een gevangenis eneen ziekenhuis in een achterbuurt van een grote stad in Engeland. Inde gevangenis krijgt hij mannen op het spreekuur die vastzitten wegensroof, zware mishandeling, moord en doodslag. Op de psychiatrischeafdeling van het ziekenhuis komen mannen en vrouwen met een overdosisdrugs of medicijnen, niet omdat ze dood willen, maar om hun partneremotioneel te chanteren, om niet voor de rechter te hoevenverschijnen, om niet naar hun werk te hoeven of om zichzelf voor testellen als slachtoffer, terwijl ze vlak voor hun overdosis hunvriendin nog in elkaar hebben geslagen.

In zijn tienjarige praktijkervaring heeft Dalrymple duizendengesprekken gevoerd met deze mensen en zo een helder beeld gekregen vanhun leven en manier van denken. In 'Leven aan de onderkant' beschrijfthij een harde en uitzichtloze wereld van gewelddadige mannen,mishandelde vrouwen en verwaarloosde kinderen, maar hij doet dat zogeestig en strijdlustig dat het boek een bijzonder stimulerendeuitwerking heeft. De methode die de psychiater Dalrymple toepast opzijn patienten, past de schrijver Dalrymple toe op zijn lezers: hijverruimt hun bewustzijn van de realiteit en wijst pijnlijk precies aanwaar het mis is gegaan. De patienten hebben ten onrechte geenverantwoordelijkheid genomen voor hun eigen leven en de lezers zullenmerken dat ze lichtvaardig ideeen hebben aangehangen die, bedacht dooreen intellectuele bovenlaag, de samenleving hebben doortrokken envooral aan de onderkant, bij de minst ontwikkelden, een onvoorstelbareravage hebben aangericht.

Neem het ideaal van de seksuele revolutie - het losmaken van seks vaniedere persoonlijke verplichting. De intellectuelen die ditpropageerden, namen het voor zichzelf niet al te letterlijk. Ze blevenbijvoorbeeld wel degelijk voor hun eigen kinderen zorgen. Maar deonderkant van de samenleving nam de seksuele revolutie bloedserieus,en kent alleen nog huishoudens van een vrouw met kinderen vanverschillende vaders die geen van allen nog ooit over de vloer komen.Het begrip 'vader' heeft daar alleen nog een biologische betekenis.

Het meest funeste idee is dat mensen niet in staat zijn hun lot ineigen hand te nemen. Dit is een directe consequentie van de socialewetenschappen die, door het gedrag van mensen te verklaren uitomstandigheden buiten hun wil, de menselijke vrijheid enverantwoordelijkheid hebben weggeredeneerd. Mensen plegen geenmisdrijven omdat ze daarvoor kiezen, maar omdat ze het slachtofferzijn van een onrechtvaardige maatschappij, psychische of biologischegebreken vertonen, verkeerde vrienden hebben, enz.

Dit idee heeft ertoe geleid dat mensen zichzelf ook gaan ervaren alswilloze slachtoffers. Dalrymple laat zien dat criminelen die maniervan denken gebruiken als excuus voor wat ze aanrichten. Als ze iemandhebben neergestoken, dan hebben ze dat niet zelf gedaan, nee, 'het mesging erin, dokter'. Een druggebruiker zegt op de vraag waarom hijeraan begonnen is, dat 'heroine overal is', alsof er net zomin aan teontkomen was als aan de lucht die hij inademde. "Onveranderlijk komengedetineerden aanzetten met hun moeilijke jeugd, hun gewelddadige ofafwezige vaders, hun armoede en alle achterstanden die je maar kuntbedenken", schrijft Dalrymple. "Het beeld dat gedetineerden vanzichzelf geven, heeft vaak een curieuze gelijkenis met het portret datprogressieven van hen schetsen. 'Wil jij dat ik een slachtoffer benvan de omstandigheden?', lijken ze te zeggen, 'uitstekend, dan zal ikvoor jou een slachtoffer zijn'."

Een 'progressieve' gedachte die altijd weer opduikt, is datcriminaliteit voortkomt uit armoede. Dit is een dwaling die berust ophet verwarren van een statistisch verband (de meeste criminelen zijnarm) met een oorzakelijk verband (criminaliteit is het gevolg vanarmoede). Dat oorzakelijk verband is allang weerlegd. De afgelopenveertig jaar is de armoede in Engeland en Nederland immers zeer sterkafgenomen, terwijl de criminaliteit zeer sterk is toegenomen. Armoedekan het dus niet zijn.

Maar die conclusie werd niet getrokken. In de criminologie kwam detheorie op dat het niet ging om absolute, maar om relatieve armoede.Criminelen zijn crimineel omdat ze armer zijn dan anderen, ook al zijnze veel rijker dan vroeger. Ook deze opvatting is niet houdbaar. Bijnaiedereen is immers relatief arm - iedereen kent wel iemand die rijkeris dan hijzelf - maar lang niet iedereen wordt crimineel. Dalrymplemerkt op dat in een en hetzelfde arme Indiase gezin in Engeland hetene kind chirurg wordt en het andere crimineel.

Naarmate er meer criminologen kwamen, schrijft Dalrymple, nam decriminaliteit toe. Terwijl de crimineel in de ouderwetsestrafrechtelijke opvatting de schuldige dader van een misdrijf was,werd hij in de criminologische opvatting het slachtoffer van deomstandigheden. De criminologie heeft de misdaad moreelgeneutraliseerd en daarmee sterk bevorderd. Dat begon met devaststelling dat criminaliteit normaal is: in elke samenleving komteen zekere mate van criminaliteit voor. Dat statistischenormaliteitsbegrip werd onmerkbaar en vaak onbewust omgebouwd tot eenmoreel normaliteitsbegrip: crimineel gedrag was gewoon neutraalgedrag. Zo schreef de invloedrijke Nederlandse strafrechtshoogleraarHulsman in 1979 "dat de kwaliteit 'crimineel' niet begrepen kan wordenals een eigenschap van gedragingen of gebeurtenissen zoals die in desamenleving tussen de direkt betrokkenen plaatsvinden, maaruitsluitend als een eigenschap van de reaktie op die gebeurtenissen". Hulsman bedoelde dat een moord van zichzelf niet crimineel is, maarpas crimineel wordt doordat de nabestaanden, de politie en de rechterhem als zodanig benoemen.

Hulsman trok hier de logische consequentie uit en wilde het helestrafrecht afschaffen, omdat het de criminaliteit toch alleen maarvermeerdert. Deze visie werd populair als 'abolitionisme'. Toch is deafschaffing van het strafrecht nooit serieus overwogen. Een van dehooggeleerde abolitionisten besefte bijzonder goed waar dat toe zouleiden. Als je bij hem aanbelde, duurde het wel een kwartier voor hijalle sloten van de deur had gedaan. En hij had gelijk. Als je allecriminelen vrij laat rondlopen, moet de wetsgetrouwe burger zichzelfopsluiten. De straf wordt niet afgeschaft, maar verschoven van degenendie kwaad willen naar degenen die kwaad te vrezen hebben. Eenterugkeer naar de jungle dus.

Zo ver is het nog niet gekomen, maar we zijn wel een flink eind opweg. In de wereld die Dalrymple beschrijft, laat het recht bijnavolledig verstek gaan. Fatsoenlijke mensen worden mishandeld engemolesteerd, maar de politie komt alleen als het echt niet anders kanen grijpt ook dan vaak niet in. De dader wordt psychisch gestoordbevonden, dus niet verantwoordelijk voor wat hij doet. Of het gaat omhuiselijk geweld en dat behoort tot de privacy waar de politie zichniet bevoegd acht. Slachtoffers wordt geadviseerd een waakhond tenemen of te verhuizen.

Is het in Nederland wel net zo erg als in Engeland? Zeker! Engeland enNederland kennen de hoogste criminaliteit van de westerse wereld. Netzoals in Engeland is de misdaad in Nederland de afgelopen veertig jaargigantisch toegenomen en bovendien veel ernstiger geworden. Tussen1960 en 2003 is het aantal delicten met 1000 procent toegenomen (debevolking maar met 43 procent), van 131.800 in 1960 tot 1.383.900 in2003. Dat zijn alleen de delicten die bij de politie bekend zijn; dewerkelijk gepleegde criminaliteit ligt natuurlijk veel hoger. Delaatste twintig jaar zien we een onrustbarende stijging van degeweldscriminaliteit. Tussen 1995 en 2000 is de geweldscriminaliteitin bijna alle EU-landen toegenomen, maar Nederland staat in de topdrie van de snelste stijgers. Dalrymple beschrijft de gruwelijke moordop een jong kind door zijn vader en diens vriendin. In Nederland ishet aantal mishandelde baby's toegenomen van 3100 in 2001 naar 5700 in2003; jaarlijks sterven vijftig kinderen aan de gevolgen vanmishandeling. Net zoals Dalrymple, schrijven Nederlandse deskundigendie ellende toe aan de toename van het aantal probleemgezinnen en vanhet alcoholmisbruik onder ouders.

Berichten over toenemende misdaad worden bijna reflexmatiggerelativeerd. Bijvoorbeeld door te zeggen dat niet de misdaad zelf isgestegen, maar de bereidheid om aangifte te doen van misdrijven. Datargument veegt Dalrymple van tafel: 'Een ziekenhuis als het mijneheeft de afgelopen twintig jaar een enorme toename meegemaakt in hetaantal verwondingen bij vrouwen, die zo ernstig zijn dat ze altijdonder de medische aandacht zouden zijn gekomen. Daarom is de toenamereeel en komt ze niet voort uit een verandering in het aangiftegedrag.Mij dunkt dat geweld op zo'n grote schaal in het verleden nietgemakkelijk over het hoofd kan zijn gezien - zeker niet door mij.'

De enorme stijging van de misdaad wordt ook vaak gerelativeerd doorwat Dalrymple 'de tendentieuze historische vergelijking' noemt: invroeger tijden, de Middeleeuwen bijvoorbeeld, was het veel onveiligerdan nu, dus waar klagen we over? Waar we over klagen, is dat hetvijftig jaar geleden stukken veiliger was dan nu en dat er geen enkelereden is om ons neer te leggen bij zo'n forse toename van de misdaadin zo'n korte periode. Het argument dat het vroeger nog veel slechterwas, wordt nooit gebruikt om berusting aan te kweken tegenover armoedeen ziekte. Niemand vindt dat de gezondheidszorg het wel wat rustigeraan kan doen, omdat ziekte nu eenmaal een normaal verschijnsel is ende levensverwachting in de Middeleeuwen nog veel lager lag dantegenwoordig.

Dalrymple maakt glashelder dat de onderklasse de gevangene is gewordenvan het morele en culturele relativisme van de afgelopen veertig jaar.Door de bewoners van achterbuurten voor te houden dat hun wereld evengoed is als elke andere wereld - dat hun gedrag niet slechter is danhet gedrag van anderen, dat lage cultuur niet minder maar alleen maar anders is dan hoge cultuur, dat het niet echt nodig is om goed teleren lezen en schrijven - worden zij definitief opgesloten in dewereld van de achterbuurt. Een klasse is tot kaste gemaakt. Door tespreken van een 'vicieuze cirkel van armoede' doet men het voorkomenalsof het onmogelijk is om je te bevrijden van die armoede. Dalrymple weet dat dat niet waar kan zijn, want zijn eigen vader is geboren inde achterbuurt en is daar glansrijk aan ontsnapt.

Hij probeert zijn patienten - daders en slachtoffers - bewust te makenvan hun eigen rol in hun ellende. Hij maakt hun duidelijk dat zij deauteur zijn van hun eigen lot. 'Wat moet ik doen?', vraagt een meisjedat een overdreven jaloers vriendje heeft. 'Je vriend zal je gevangenhouden', zegt Dalrymple. 'Hij zal je leven volledig overnemenen als je met hem gaat samenwonen, wordt hij gewelddadig. Je zult eenjaar of wat mishandeld worden en uiteindelijk zul je bij hem weggaan.Maar dan ben je niet het slachtoffer geweest. Dan ben je medeplichtiggeweest aan je eigen ellende, want ik heb je nu verteld wat je kuntverwachten, net zoals je ouders en je vrienden gedaan hebben.'

Een inbreker eist van Dalrymple dat die hem vertelt waarom hij telkensweer inbreekt: 'Iets moet het me laten doen!' 'Wat dacht je vanhebzucht, luiheid en sensatiezucht?', oppert Dalymple. 'Wat dacht jevan mijn jeugd?', vraagt de inbreker. 'Heeft er niets mee te maken',antwoordt Dalrymple, waarop de inbreker hem aankijkt alsof hij was aangerand.

Dalrymple probeert zijn clienten te bevrijden van hun idee dat ze slachtoffer zijn om hen zo weer verantwoordelijkheid voor hun eigengedrag bij te brengen. De intellectuelen kunnen een forse bijdrageleveren aan het welslagen van deze therapie, namelijk door hun ideeendrastisch te herzien. Iedereen kent van nature en uit ervaring hetverschil tussen goed en kwaad, waarheid en leugen, mooi en lelijk. Hetis oneerlijk geweest om net te doen alsof we dat verschil niet kenden.Dalrymple geeft voorbeelden van die oneerlijkheid. De Engelsecriminoloog Jock Young heeft het over de 'normalisering van hetdruggebruik', maar bedoelt natuurlijk niet dat hij het geen punt zouvinden als zijn eigen kinderen naar de naald zouden grijpen. Eenmediadeskundige vindt gewelddadige beelden op tv helemaal nietschadelijk, maar zegt meteen dat hij er zijn eigen kinderen natuurlijkniet aan zou blootstellen. Een voorbeeld uit Nederland: HetGroenlinkse kamerlid Femke Halsema vertelde op tv dat haar moeder,wethouder in Enschede, alles op alles zette om een cafe open te houdenwaar cannabis werd verkocht. Maar haar eigen dochter bezwoer ze ondergeen beding een joint aan te raken.

Het morele relativisme wordt gepropageerd door intellectuelen die erniet over peinzen het op zichzelf en hun eigen kinderen toe te passen.Zelf weten ze heel goed dat drugs schadelijk zijn, dat criminaliteitalleen maar ellende brengt en dat goed onderwijs je leven een stukzonniger maakt. Maar aan de mensen die de grootste kans lopen metdrugs en criminaliteit en slecht onderwijs in aanraking te komen,onthouden ze die praktische wijsheid. Dat zijn immers toch hopelozegevallen. Leven aan de onderkant opent ons de ogen voor die cynischehypocrisie en laat er niets van heel.

Dit is de Inleiding in de pasverschenen Nederlandse vertaling vanTheodore Dalrymple, 'Leven aan de onderkant. Het systeem dat deonderklasse instandhoudt', Utrecht: uitg. Spectrum, 19,95 euro.

No comments: